Beeldhouwer en schilder Jaap van der Meij volgde na een cursus voor tekenleraren de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Na korte tijd gewerkt te hebben op de monumentale afdeling bij prof. Camperdonck volgde hij de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen.
In 1963 verhuisde Van der Meij naar Beetsterzwaag en werkte jarenlang in de Adelskerk van Oud-Beets. Daarna had hij zijn atelier in een grote hooischuur in Katlijk. De kunstenaar heeft o.a. gewoond in Bontebok, Beetsterzwaag, de Hemrik. In 1987 verhuisde Van der Meij naar het Spaanse Tortellà.
Van der Meij werkte graag monumentaal. Hij ontwierp wandschilderingen, ramen, muurdecoraties, betonplastieken voor gebouwen in o.m. Drachten, Joure, Sneek, Delfzijl en Groningen. Van der Meij bewees dat het doorgaans alleen maar voor utiliteitsdoeleinden aangewende beton de kunstenaar ongekende uitdrukkingsmogelijkheden gaf. Ook in combinatie met ander materiaal zoals glas, mozaïek ontstonden boeiende plastische vormen.
Van der Meij noemde zijn werk ‘overlevingskunst’, omdat hij hoopte dat het er steeds zou staan ‘wanneer de verwondering weer terrein mocht winnen op rechtlijnig calvinisme en supermarkt’.