Voormalige ambstwoning, Hoofdstraat 63, t Zandt
Deze voormalige ambtswoningmet aangebouwd achterhuis en koetshuis, is ontworpen, getuige de gevelsteen, in 1911 in een Overgangsarchitectuur. Opdrachtgever was L.H. Coolman die van 1909 tot 1932 burgemeester was van de gemeente 't Zandt. Het pand is ruim gelegen aan de Hoofdweg door 't Zandt en valt op door zijn omvang en zijn rijk gedecoreerde interieur. Het pand is een rijksmonument.
De ambtswoning had oorspronkelijk een serre aan de zuidzijde, maar is nu verdwenen. De diepe tuin die deels is omgracht (vroeger geheel) wordt aan de achterzijde begrensd door een rij knotwilgen. Een toegangshek verleent de entree tot de oprijlaan naar woning en koetshuis. Het hek bestaat uit twee gemetselde hoofdpijlers op een vierkante plattegrond, bekroond met een gepleisterde dekplaat met denappel en heeft twee beweegbare smeedijzeren hekken met gekruiste stijlen en cirkelmotieven.
De twee bouwlagen hoge woning is opgetrokken in een bruine baksteen op een iets vooruitspringend trasraam van bruine klinkers, afgezet met een geglazuurde bakstenen rand. Het samengestelde zadeldak, gedekt met leien (maasdekking) heeft een houten goot op klossen met een gepleisterd fries eronder. Het pand heeft drie "afgeknotte" puntgevels met een gepleisterd klimmend tandfries, schouders met deels bakstenen en deels gepleisterd ornament en een gepleisterde kroonlijst bekroond met een bakstenen hekje en een ornament. De gevels op de begane grond worden geleed door getoogde H-vensters onder een segmentboog met geglazuurde bakstenen onderdorpels en gepleisterde accenten ter hoogte van de wisseldorpels. De verdiepinggevels worden geleed door enkele- of drielicht H-vensters met een gepleisterde latei, samengevat onder een rondboog. De twee bouwlagen worden van elkaar gescheiden door een geglazuurde cordonlijst. In het trasraam bevinden zich rondom gietijzeren roosters binnen een geglazuurde omlijsting. De drie geveltoppen hebben elk een drielichtvensters met gepleisterde latei.
Aan de noordzijde bevindt zich de hoofdentree in een uitgebouwd portaal met plat dak. De entree bestaat uit een dubbele gelakte paneeldeur met twee deurlichten onder een getoogd bovenlicht met gekleurd glas-in-lood in een gemetselde portiek met segmentboog. In de zijmuren van de portiek zijn in vier bakstenen de initialen van de opdrachtgevers en het bouwjaar gekrast: "L.H.C, A.I.L. 1911". De noordgevel van het portaal heeft een getoogd driedelig glas-in-loodvenster onder een segmentboog. Op het dak een hek met bakstenen pijlers onder een gepleisterde leuning. Het dak is toegankelijk via openslaande deuren met gepleisterde latei. De zuidgevel heeft openslaande deuren onder een bovenlicht met latei, binnen een aangesmeerde gevelwand, die aangeeft waar de serre vroeger heeft gezeten. Boven de openslaande deuren een houten balkon (niet origineel) voor openslaande deuren met twee zijlichten, onder één latei.
Het aangebouwde achterhuis, één bouwlaag hoog, wordt gedekt door een aangekapt tweezijdig schilddak tegen een rechte, afgeknotte gevel. Op het dak zwart geglazuurde verbeterde Hollandse pannen en een gemetselde schoorsteen, een goot op klossen boven een fries van pleisterwerk en gele baksteen. De topgevels zijn met pleisterwerk afgezet en hebben een hoekornament. De noordgevel heeft een gelakte deur met kijkgat en deurlichten, onder een getoogd bovenlicht, een vier treden hoge stoep en twee getoogde H-vensters en twee tweeruits keldervensters. In de westgevel een getoogd H-venster. De zuidgevel die verlengd is met een lagere aanbouw met plat dak, heeft aan de zuidzijde een H- venster en een glasdeur met bovenlicht, beide onder een gepleisterde latei, en aan de westzijde een (nieuw) venster. Het platte dak heeft een hek (niet origineel) en is bereikbaar via een deur met zijlicht onder een latei.
Aan de westzijde van het achterhuis bevindt zich een aangebouwd koetshuis op een L-vormige plattegrond. Het wordt gedekt door een schilddak met zwart geglazuurde verbeterde Hollandse pan, twee pirons op de nok en een goot op gemetseld klossen, en heeft een zijrisaliet met tuitgevel aan de oostzijde. In het risaliet getoogde dubbele houten schuurdeuren met zes deurlichten bovenin en ijzeren gehengen, onder een segmentboog. In de topgevel openslaande deuren met strek tussen twee H-vensters met latei. Ook in de oostgevel een H-venster met latei. De noordgevel heeft een ijzeren roosvenster en twee halve getoogde ijzeren vensters met roedeverdeling. In de westgevel een deur met bovenlicht en rollaag en twee halve getoogde ijzeren vensters met roedeverdeling. In de zuidgevel twee H-vensters met rollaag, een deur met bovenlicht en rollaag en een samengesteld venster met latei.
In het interieur zijn onder meer van belang: in het voorportaal, de hal en de gang de granito vloeren, de wit betegelde lambrisering met goudkleurige decoratie, de band erboven met beschilderde Art Nouveau-sjablonen, de plafonds met Art Nouveau-motieven, de tochtdeuren met gezandstraald glas met Art Nouveau-motieven, de gepleisterde dubbele bogen, decoratief beschilderd, de omlijste paneeldeuren met bewerkt zesruits deurlicht en granito drempels, de houten trap met trappaal en leuning aan muurwerk dat is geschilderd in marmermotief. In de kamers de plafonds met Art Nouveau-decoraties.
De ambtswoning met aangebouwd achterhuis en koetshuis, en toegangshek is van algemeen belang vanwege cultuur- en architectuurhistorische waarde: als voorbeeld van een ambtswoning uit 1911, vanwege de vrij sobere doch verzorgde vormgeving van het exterieur, vanwege de rijke Art Nouveau decoraties in het interieur, vanwege de hoge mate van gaafheid van in- en exterieur en vanwege de beeldbepalende ligging aan de Hoofdstraat van 't Zandt