Sarrieshut – Schatsborgerweg 4 , t Zandt
De sarrieshut in Leermens op de grens van ’t Zandt, is als enige in Groningen zowel van buiten als binnen in originele staat bewaard gebleven. Tot 1855 was het de woning van de ambtenaar die de belasting op het gemaal moest innen. Het pand is een rijksmonument.
Een sarrieshut stond altijd naast een korenmolen. De huisjes werden vanaf 1638 gebouwd als woning voor de chercher, een ambtenaar aangesteld door de Staten van de provincie Groningen (Stad en Lande), die belast was met de controle op “de belasting op het gemaal”. Deze belasting was een ‘recht’ dat geheven werd op het bij de molenaar ter vermaling aangevoerde graan. Om voldoende geld binnen te krijgen voor de strijd tegen Spanje, werd deze belasting in het begin van de 80-jarige oorlog ingevoerd. Maar ook daarna werd deze belasting gehandhaafd en uiteindelijk pas afgeschaft in 18 55, 4 jaar na de invoering van de gemeentewet.
Het woord chercher is afgeleid van het oud Franse woord sarchier, hetgeen belasten betekent. In Groningen werd de naam verbasterd tot ‘sarries’ en de chercherhut tot ‘sarrieshut’. Behalve in de provincie Groningen werden deze chercherswoningen ook in de provincie Friesland gebouwd. Daar werden ze ook wel ‘kijkershuizen’ genoemd. In de rest van Nederland komen ze niet voor.
Ooit stonden er in de provincie Groningen ruim honderd die in de loop der eeuwen bij de korenmolens in de provincie Groningen zijn gebouwd. Na 1810 werd de functie van de sarrieshutten opgeheven en werden ze verkocht. Vele zijn in de loop der jaren verdwenen, zodat er nu nog zes over zijn die min of meer hun oorspronkelijke vorm hebben behouden.
Het deels onderkelderde pand heeft een zadeldak met wolfseind en een topgevel met schoorsteen. De bijbehorende molen werd in de jaren vijftig afgebroken. In de oostgevel is de steen met het wapen van de provincie Groningen gemetseld. De deur met eenvoudig bovenlicht in de zuidgevel is de enige toegangsmogelijkheid tot de woning. Boven de kelder bevinden zich twee bedsteden, die in de kamer achter een houten wand zijn getimmerd. Elke bedstee heeft twee openslaande deuren met een kast ertussen. In de keuken is in de hoek van de westmuur en de tussenmuur een aanrecht gemetseld. De oorspronkelijke vuurplaats is niet meer in de keuken aanwezig. Verder een lage deur die toegang verschaft tot de kelder. In het halletje staat een losse ladder waarmee de zolder bereikt kon worden. De vloeren in het gehele huis zijn belegd met geelbruine en groene plavuizen.