Boerderij Oezingaweer, Zeerijperweg 13, Loppersum
Deze kapitale boerderij Oezingaweer en het bijbehorend koetshuis is een rijksmonument. Het is een van de vele, indrukwekkende (heren-)boerderijen die in de regio te vinden zijn. Ze geven een deftig cachet aan het landschap, waar de akkerbouw sinds ongeveer eind 18de eeuw het belangrijkst was.
De boerderij bestaat uit een voorhuis, hals, hoofd- en bijschuur. Het deels onderkelderde voorhuis dat in 1913 zijn huidige vorm kreeg, is opgetrokken in een roodbruine baksteen op een deels gepleisterd trasraam. Het schilddak dat aan de voorzijde is afgewolfd, is gedekt met een zwart geglazuurde Friese golfpan en heeft vier gemetselde schoorstenen en een kroonlijst. De gevels worden geleed door omlijste H-vensters met kuif en ronde schouders. De noordoostgevel heeft drie omlijste H-vensters met eronder een omlijst keldervenster met kuif. De voorgevel (zuidoost) heeft vier omlijste H-vensters, twee omlijste keldervensters en vier omlijste zaadvensters met kuif, die met elkaar worden verbonden door een gepleisterde cordonlijst. Het middenrisaliet van de voorgevel, opgetrokken in een donkere baksteen, heeft hoekpilasters met gevelbanden van crème verblendsteen. De steekkap, met op de nok een zinken piron, is gedekt met een zwart geglazuurde Friese golfpan en heeft een kroonlijst. Het risaliet wordt op de begane grond onderbroken door een houten serre met een afgesnoten hoek, zeven ramen en een glasdeur, alle onder glas-in-lood bovenlichten, en een afgeknot schildddak met leien (schubbedak), waarop een balkon met opengewerkt houten hek. Openslaande deuren tussen twee zijlichten, alle met bovenlicht en gepleisterde latei, en samengevat onder een segmentboog van rode, donkere en verblendsteen met gepleisterde sluit- en aanzetstenen, verlenen de toegang. Erboven een gevelsteen waarop staat: "verbouwd in 1913 door S.H.W. en A.O.M. en kinderen E.W., O.W., H.W., M.W., B.D.W., F.J.W." Aan de noordoostzijde van het risaliet een H-venster met latei en segmentboog.
De zuidwestgevel heeft een omlijst H-venster en een nieuwe zij-entree (oorspronkelijk een samengesteld venster met latei en segmentboog). De deels terugspringende noordwestgevel heeft een dichtgemetselde entree (oorspronkelijk een deur met twee zijlichten) onder een latei met segmentboog en een driedelig, in lengte oplopend, glas-in-loodvenster met latei en segmentboog en een smal driedelig glas-in-lood venster erboven onder een rollaag van verblend- en rode steen.
De zuidwestzijde van de hals van de boerderij heeft een aankapping met samengesteld venster en een omlijst T-venster met kuif. In de noordoostgevel met krimp drie H-vensters onder een strek en een entreepartij bestaande uit een gelakte paneeldeur met twee deurlichten en een bovenlicht, onder een betonnen luifel met kroonlijst rustend op twee vierkante pilaren met fantasiekapiteel. Voor de deur een granito stoep, rechts een betegelde wand en links een betonnen hekje.
De hoofdschuur, opgetrokken in een roodbruine baksteen heeft een wolfdak bekleed met golfplaat (niet origineel), twee uilenborden met houten piron en een (nieuwe) bakgoot. De noordoostgevel met twee krimpen heeft in de eerste krimp een opgeklampte deur tussen twee zesruits schuifvensters, en in de tweede zestien kleine, getoogde ijzeren vierruits vensters. De noordwestgevel heeft twee stel dubbele staldeuren onder een halfrond bovenlicht met gietijzeren roedenverdeling met een segmentboog met gepleisterde sluitsteen; op de ene sluitsteen: "D.E.H., Y.P.H. 1839, samen met P.F.Z." (oorspronkelijk "1951", toen is de deur verbreed) en op de andere een paard. Verder in de gevel vier ijzeren rondboogvensters en vier ijzeren zaadvensters, alle met roedenverdeling en hoge, getoogde dubbele deeldeuren met een sluitsteen waarop "1937, F.J.W."; boven de deeldeuren een gevelsteen met twee wapens van de families Zandt en Wiersema, een kroon, 1937, en P.F.Z. en F.J.W. (in 1937 werd Frederica Wiersema eigenaresse van de boerderij). In de zuidoostgevel een houten deur met boven- en zijlicht onder een rollaag en een samengesteld H-venster. De zuidwestgevel heeft zestien kleine koestalvensters en een tweeruits keldervenster met ijzeren paneel.
De bijschuur is opgetrokken in een rode baksteen op een trasraam van donkere klinkers en heeft een wolfdak met twee uilenborden met houten piron, deels gedekt met een zwart geglazuurde Friese golfpan, deels met golfplaat (niet origineel). De zuidoostgevel met fries van gele verblendsteen en rode baksteen heeft een deur met bovenlicht, vier ijzeren vensters en in de topgevel vier ijzeren vensters, alle licht getoogd met een segmentboog van donkere baksteen. In de noordwestgevel zes ijzeren rondboogvensters en vijf halfronde zaadvensters met roedenverdeling, getoogde dubbele deeldeuren met sluit- en aanzetstenen en twee getoogde dubbele staldeuren onder een halfrond bovenlicht met roedenverdeling en sluitsteen; boven de middelste staldeuren een gevelsteen met "gebouwd in 1909, S.H.W., A.S.M. en kinderen E.S.W, O.S.W., H.S.W, M.S.W.". De zuidwestgevel heeft vier schuurvensters en een later dichtgemetseld venster.
In het interieur zijn onder meer van belang: in de kamers aan de voorzijde de gestucte plafonds met Art Nouveau-decoraties en de marmeren schouwen. In de serre de bovenlichten met gekleurd glas-in-lood, de betegelde lambrisering met bovenrand met geometrische motieven. In de gang de tochtdeur met boven- en zijlichten voorzien van geëtst glas, binnen een gelakt houten kozijn, het gepleisterde plafond met Art Nouveau-decoraties, de vloer met marmeren tegels, de lambrisering van bruine en groene tegels, de gelakte paneeldeuren waarboven een kroonlijst met gebroken fronton in pleisterwerk en de houten spiltrap met gelakte trappaal met Art Nouveau-motieven. Op de verdieping de gelakte houten lambrisering. In de achtergang de granito vloer, de lambrisering met bruine en groene tegels, de paneeldeuren. In de kelder de plavuizen, het balkenplafond, de gepleisterde wanden met rondbogen met houten lattendeuren en de spekkisten. In de hoofd- en bijschuur de houten sporenkap met gebintstijlen.
De boerderij met aangebouwde bijschuur is van algemeen belang vanwege cultuur- en architectuurhistorische waarde: als voorbeeld van een kop-hals-romp die in het begin van de 20ste eeuw tot dwarshuis is verbouwd, vanwege de opvallende, eclectische vormgeving, vanwege de redelijk hoge mate van gaafheid van het exterieur en grote delen van het interieur, vanwege de functionele relatie met het bijbehorende koetshuis en vanwege de beeldbepalende ligging, evenwijdig aan de weg van Loppersum naar Zeerijp.
Architect: Oeds de Leeuw Wieland