Garsthuizen, baarhuisje op Algemene Begraafplaats, Smydingheweg 39
Ook aan dit soort bouwwerkjes op kerkhoven en begraafplaatsen werd de grootste zorg besteed. Vakmanschap, ambacht en oog voor het kleinste detail stond bij de architecten van de ‘Groninger Amsterdamse School’ hoog in het vaandel.
Zo ook bij architect Willem Reitsema Tzn. (1885-1963) uit Leens. Hij ontwierp in de jaren twintig en dertig en na de Tweede Wereldoorlog een groot aantal panden op het Hoogeland. In stijl variërend van Amsterdamse School, Nieuwe Zakelijkheid met invloeden van Wright en Dudok, Delftse School, maar stuk voor stuk ontwerpen herkenbaar van zijn hand.
Lijkenhuisjes worden tegenwoordig vaak baarhuisjes genoemd omdat ze nooit meer gebruikt worden waarvoor ze werden gebouwd, maar dienen als opslag van baren en gereedschap.
Na een cholera-epidemie in 1866-1867 die 21.000 doden had geëist, werd in 1872 de Wet tot Voorzieningen tegen Besmettelijke Ziekten uitgevaardigd. In die wet nam de regering op dat bij elke begraafplaats in Nederland een zogenaamd doden- of lijkenhuisje moest worden opgericht voor tijdelijke bewaring van overledenen aan een besmettelijke ziekte.
Dit baarhuisje, een rijksmonument, ligt op de uit 1926 daterende algemene begraafplaats in Garsthuizen. Het uit rode baksteen opgetrokken gebouwtje staat op een vierkant grondvlak en heeft een gebogen tentdak met donker geglazuurde tuiles du nord-pannen. Daaronder loopt een uitkragende houten goot. Kenmerkend voor de Amsterdamse School is de opvallende detaillering en ook hier worden de hoeken geaccentueerd door een verspringing van de goot, een naar voren springend betonelement en helemaal beneden door een naar voor voren springend trasraam. Op de nok prijkt een vierkante beschoten dakruiter met aan elke zijde een rooster en op de hoeken houten elementen. Een soortgelijk baarhuisje (1931) maar dan soberder gedetailleerd, is te vinden op het kerkhof van Oosterwijtwerd (Ripperdastraat 17).
Bouwjaar: 1927
Architect: W. Reitsema Tzn.
Gebouwtype: baarhuisje