Tegen de liftschacht van het trappenhuis van het appartementencomplex aan de Jan Leugstraat zijn drie enorme driehoeken te zien, een zwarte, een witte en een rode.
Het beeld heeft vooral een sierende functie. Het verwijst niet naar een geschiedenis, een sfeer of de betekenis van een plek. De enige connotatie is in het beeld zelf besloten: het mathematisch en fysiek in evenwicht zijn van de driehoeken, waaruit de sculptuur is opgebouwd. De aanpak sluit aan bij een thematiek, waaraan Hansma al langer werkte. ‘Mijn werk in opdracht’, verklaart de kunstenaar, ‘gaat vaak voort op het vrije werk, meestal kleinere sculpturen op sokkels. In Appingedam is het gebouw zelf sokkel geworden’.
Van de driehoeken in het beeld zijn de oppervlakten aan elkaar gelijk. Hetzelfde geldt voor de versneden delen. Voor Hansma is het fysieke evenwicht net zo belangrijk als die formele harmonie: ‘Als het beeld niet aan het gebouw zou zijn verankerd, bleef het toch nog hangen.’