PASTORIE waarvan de achterzijde (noordwest) is opgetrokken in een rode vormbaksteen en de voorzijde (zuidoost) in een roodbruine baksteen op een trasraam van donkere klinkers, afgezet met een gepleisterde bies. Het pand dat een afgeknot schilddak heeft, gedekt met zwart geglazuurde Friese golfpan, heeft een kroonlijst.
Het geheel onderkelderde deel uit 1842 wordt geleed door T-vensters met bovenlicht met blank glas-in-lood. De noordwestkant heeft vier T-vensters, vier tweeruits keldervensters en in het midden een deur (niet origineel) onder een halfrond bovenlicht met levensboom binnen een houten omlijsting met kroonlijst; voor de deur een hoge betonnen stoep (niet origineel) tussen twee gemetselde muurtjes; in het dakvlak boven de deur een gemetselde dakkapel onder een steekkapje met kroonlijst, en een glasdeur met twee tweeruits zijlichten onder een rollaag. De beide zijgevels (zuidwest en noordoost) van het gedeelte uit 1842 hebben elk twee T-vensters en twee keldervensters. In de zuidwestgevel bevindt zich een gevelsteen waarop staat: "In den jare 1842 toen kerkvoogden te Godlinze waren ..... (onleesbaar), is deze pastorie gebouwd."; een in gebouchardeerde blokken gepleisterde pilaster geeft aan waar het jongere deel (circa 1885) van de pastorie begint.
Het jongere deel wordt geleed door licht getoogde T-vensters onder een rollaag en een gepleisterde wenkbrauwboog met sluitsteen. De zuidoostkant heeft vier T-vensters en in het midden een doorgetrokken geveldeel onder een steekkapje gemarkeerd door in gebouchardeerde blokken gepleisterde pilasters; in dit geveldeel een licht getoogde portiek met een smalle gepleisterde omlijsting met sluitsteen en een gemetselde stoep (drie treden) met betonnen bordes; in de portiek een dubbele paneeldeur met deurlichten met siersmeedwerk, onder een licht getoogd bovenlicht met rollaag; boven de portiek een houten balkon zonder hek, steunend op twee gedecoreerde consoles, bereikbaar via openslaande balkondeuren onder een rollaag en gepleisterde wenkbrauwboog met sluitsteen. Aan de zuidwestkant is een houten serre gebouwd op een trasraam van donkere klinkers onder een plat dak dat overgaat in en lessenaarsdak; de door roeden verdeelde vensterpartijen hebben aan de boven- en onderzijde smalle stroken gekleurd glas (rood en geel); de deels klimmende bovenlichten in de zijwanden zijn rondboogvormig en bestaan uit bewerkt blank glas; in de linker zijwand een deur (niet origineel) met gemetselde stoep. Aan de noordoostkant van de pastorie een openslaand venster met rollaag en het aangebouwde, buiten de bescherming vallende koetshuis.