Dubbel WOONHUIS met twee TOEGANGSHEKKEN en MUURTJE ontworpen in 1932 door bouwkundige J. Hoogbruin uit Groningen, in opdracht van de heer H. Dallinga, slager te Appingedam. De topgevels van het pand hebben nogal wat te lijden gehad van oorlogsschade in 1945, maar ze zijn zo goed mogelijk hersteld. In 1977 heeft op Wilhelminaweg 22 een verbouwing van de keuken plaatsgevonden en in 1981 is aan de zijkant een garage aangebouwd. De garage valt buiten de rijksbescherming. Voor het overige is er nauwelijks iets veranderd aan beide woninghelften.

Het in een aan de Amsterdamse Schoolstijl verwante trant gebouwde pand is beeldbepalend gelegen aan het eind van de Wilhelminaweg, vlakbij de hoek met de Stationsweg. Twee boogvormige beweegbaar ijzeren HEKKEN verlenen toegang via een klinkerpad naar beide entrees. Een MUURTJE met ronde buis, hangend in dubbele beugels scheidt de ondiepe voortuin van de openbare weg.

Omschrijving

Dubbel WOONHUIS bestaande uit twee spiegelbeeldige helften, opgetrokken in Noors verband in een gesinterde baksteen, onder een samengesteld dak met steil opgaande topgevels. Het met een rode Hollandse pan gedekte dak heeft een rechthoekige houten goot en een gemetselde schoorsteen op de nok van elk van beide helften. De zijgevels (noord en zuid) hebben ongeveer halverwege een doorgetrokken geveldeel, eindigend in een dakkapel met overstek en openslaande tweeruits vensters. De hoofdentree bevindt zich aan de voorzijde (west) in een terugspringend geveldeel en bestaat uit twee gelakte houten deuren met in het midden een smal, rondboogvormig deurlicht, geleed door roeden; beide deuren worden door een gemetseld muurtje van elkaar gescheiden. Boven iedere deur een houten pergola met daarboven drie bovenlichten vervat in een ijzeren kozijn. Links en rechts van de entree een driehoekige erkerpartij met doorlopende vensterreeks onder een ruime overstek. Op de verdieping een gekoppelde vensterpartij met roedenverdeling en bovenin beide topgevels een klein driehoekig venster. De achtergevel (oost) van beide helften wordt in beslag genomen door openslaande deuren met twee zijlichten op de begane grond, een driedelig venster en openslaande glasdeuren op de verdieping en in de top een dubbel, openslaand tweeruitsvenster. Midden achter bevindt zich een smalle, platte aanbouw met H-venster en koekoek eronder en een reeks bovenlichten, waar een iets lager, dubbel schuurtje onder een plat dak tegenaan is gezet. Op de aanbouw een balkon afgezet met gemetselde pijlers met stalen buishekjes ertussen. Het schuurtje heeft aan beide zijkanten een glasdeur en aan de achterzijde twee keer een samengesteld venster.

In het INTERIEUR van nummer 22 en 24 zijn onder meer van belang: in het voorportaal de gele tegelvloer en de tochtdeur met roedenverdeling; in de hal de houten bordestrap met aan één zijde een opengewerkt houten schotwerk met art déco motieven; in de voor- en achterkamer de geometrische schouwen van travertijn met zwart marmeren bovenblad en de gestucte plafonds.