Rooms-katholieke KERK met transept, smalle aangekapte zijbeuken en veelhoekige koorsluiting, opgetrokken in een bruine baksteen op een iets uitspringend trasraam van bruine klinkers. Het samengestelde dak is gedekt met leien en heeft een houten goot op klossen, met eronder een muizetandfries; in het dakvlak vijf houten dakkapelletjes met houten luik onder een steekkapje met overstekend puntdak, gedekt met leien en zinken piron. De gevels worden geleed door gemetselde steunberen en spitsboogvensters met glas-in-lood, deels met bakstenen tracering.
De voorzijde (west) wordt gemarkeerd door een uitgebouwd torendeel op vierkante plattegrond met ingesnoerde torenspits met kruis, gedekt met leien; aan de linkerzijde een doopkapel met twee glas-in-lood spitsboogvensters onder een tentdak met zinken piron; aan de rechterzijde een smalle vijfhoekige aanbouw met vijfzijdig puntdak met piron en drie piepkleine vensters. De vier bouwlagen hoge toren met hoeksteunberen heeft aan de westzijde de hoofdentree in een voorportaal met tuitgevel; de entree bestaat uit dubbele deuren met decoratieve ijzeren gehengen onder een tweeruits spitsboogvormig bovenlicht met glas-in-lood, binnen een bakstenen omlijsting van verspringende spitsbogen. Boven de entree een groot spitsboogvenster met glas-in-lood en bakstenen tracering; op de derde bouwlaag aan de westzijde drie spitsboogvensters met glas-in-lood en aan de noordzijde drie blinde spitsboogvensters; op de vierde bouwlaag aan elke zijde drie open spitsboogvormige galmgaten, waarboven een ronde metseldecoratie. In de westzijde van de rechter zijbeuk een houten deur met ijzeren gehengen onder een spitsboogvormig bovenlicht van glas-in-lood.
Aan het transept aan de zuidkant is een portaal onder een plat dak aangebouwd met deur met stoep en spitsboogvenster, die leidt naar de sacristie, die aan de zuidzijde van het veelhoekige koor is vastgebouwd. De sacristie onder een schilddak met op het dakvlak een gemetselde schoorsteen en een dakkapelletje, en op de nokeinden twee zinken pirons, heeft drie kleine houten vensters onder een spitsboog met gemetselde boogtrommel. Aan de noordzijde van het koor is een kaarsenkamer met glas-in-lood spitsboogvenster gebouwd onder een schilddak. Alle daken van de aanbouwen zijn gedekt met (namaak)leien en hebben een houten bakgoot.
In het INTERIEUR zijn onder meer van belang: de kruisribgewelven; de tegelvloer in rood, zwart en crème; de twee rijen houten kerkbanken; het hoofdaltaar van marmer en hardsteen met koperen accenten; het zeshoekige houten doopvont; de zware dubbele houten deuren met tweeruits glas-in-lood bovenlicht naar het portaal; de natuurstenen gevelsteen met "Anno 1924"; de houten paneeldeuren naar sacristie, kaarsenkamer en trapopgang; het dubbele, beweegbare smeedijzeren hek in de spitsboog, die leidt naar de doopkapel met kruisribgewelf; de houten kast in de sacristie.
Twee bouwlagen hoge PASTORIE uit 1924, die via de consistorie met de rooms-katholieke kerk is verbonden. Pastorie en consistorie zijn opgetrokken in een bruine baksteen op een trasraam van bruine klinkers. De CONSISTORIE heeft een plat dak met schoorsteen en houten goot op klossen. Aan de westzijde bevinden zich twee H-vensters onder een betonlatei en een kleine portiek met betonlatei en tegelvloer in rood en geel; in de portiek een gelakte deur met kijkgat en een door roeden gedeeld bovenlicht. Aan de oostzijde een houten deur met zesruits deurlicht tussen twee H-vensters, alle met zesruits bovenlicht en betonlatei.
De PASTORIE heeft een afgeknot schilddak gedekt met leien, een houten goot op klossen, twee gemetselde schoorstenen en aan de voor- en achterzijde een kleine houten dakkapel met een dubbel vierruits venster en plat dak. Vensters en deuren hebben bovenlichten met een betonlatei (op de begane grond met rollaag erboven). De voorgevel (west) heeft in het midden de hoofdentree, bestaand uit een portiek afgesloten door twee betonlateien met daartussen smalle gemetselde pijlers; ervoor een lage gemetselde stoep met bordes van tegels in rood en geel; in de portiek een gelakte houten deur met kijkgat en bovenlicht. Rechts van de entree een driezijdige erker met muizetanddecoratie op de hoeken, onder een afgeknot driezijdig schilddakje met leien en goot op klossen; aan de twee zijkanten een H-venster en in het midden een T-venster, alle met betonlatei. Links van de entree een samengesteld T-venster en op de verdieping twee samengestelde vensters en een H-venster. De zuidgevel heeft een T-venster en een serre met bakstenen basis en plat dak met goot op klossen; aan de beide zijkanten van de serre drie glasruiten met bovenlichten en aan de voorzijde openslaande serredeuren met gemetselde stoep tussen twee glasruiten, alle met bovenlichten; op de verdieping balkondeuren en twee H-vensters, waarvan één smalle. In de achtergevel (oost) openslaande tuindeuren, een vernieuwde deur, twee vernieuwde keukenvensters (oorspronkelijk openslaande vensters) met koekoek eronder en een w.c. venster onder een rollaag; op de verdieping twee samengestelde vensters, een H-venster en een w.c.venster. De noordgevel heeft een T-venster en op de verdieping een staand tweeruits traplicht en openslaande balkondeuren.
Het INTERIEUR valt buiten de bescherming omdat er teveel aan is gewijzigd in de loop der tijd.