De kerk is een vrij zeldzaam voorbeeld van classicistische bouwkunst in het Groningerland. Al in de middeleeuwen stond op deze plek een parochiekerk. Daarover is weinig bekend. Duidelijk werd wel dat het kerkgebouw in 1536 werd verwoest. De kapel die bij de kerk werd gebouwd was een herinnering aan een wonder.
Legende
Er bestaat een oude legende over het ouwelputje van de kerk van Solwerd. Het gaat over drie dieven, die uit de kerk de zilveren ciborum of vaas stalen. Tijdens de vlucht wierpen zij de ouwel uit de vaas in een sloot. ´s nachts zag men daar een fel lichtschijnsel: de ouwel. Bij de kerk van Solwerd werd een kapel gebouwd boven de put, die door een pauselijke bul tot heilige plek werd verheven. De plaats leverde vele offers en geld voor de kerk op. Maar ook de pastoor van Appingedam eiste een deel van de opbrengst voor de Nicolaïkerk. De kapelaan van Solwerd viel immers onder de pastoor van Appingedam. Er ontstond een tweestrijd en paus Clemens VI wees in 1525 zowel de stad Groningen als Appingedam aan als deelnemers in de opbrengst van het ouwelputje. In 1682 werd het heilige putje gedempt. De weg daarlangs heet nu nog Heiliggravenweg.
Kerk van 1783
Rond 1780 brak men de kapel af en begon men met de bouw van een nieuwe kerk, die in 1783 voltooid werd. De bouw werd bekostigd door jonker Adriaan Gerlacius. Tijdens het Beleg van Delfzijl (1814) raakte de kerk zwaar beschadigd, maar de heer Gerlacius bleef stug geld in het kerkje stoppen en het neoklassieke kerkje met forse steunberen op de hoeken staat nog fier overeind in het Groninger Landschap.
Het is een rechthoekige zaalkerk met een monumentale zuidgevel: een bakstenen classicistische pilastergevel met een houten hoofdgestel en een fronton. Het geheel is buitengewoon zorgvuldig uitgevoerd. Op hoge bakstenen postamenten (= voetstuk van een zuil), onderbroken door natuurstenen lijsten, staan gemetselde pilasters die, naar klassiek voorbeeld, entasis vertonen. De Ionische kapitelen van geverfde natuursteen hebben voluten die door guirlandes met elkaar verbonden zijn. Dan volgt een hoofdgestel dat bestaat uit een houten fries, dat ook weer onderverdeeld is, een bakstenen laag en daarboven een tandlijst (deze hoort bij de ionische orde). Boven de pilasters strekt zich een driehoekig fronton uit met een opvulling van baksteen. Door deze ietwat merkwaardige opbouw lijken fronton en dak
losgekoppeld van de rest van de gevel. Dat beeld wordt nog versterkt doordat de eenmaal versneden, ingezwenkte, overhoekse steunberen niet tot de bovenste lijst doorlopen.
Oorspronkelijk was er een ingang met ronde boog. Deze is thans aan het gezicht onttrokken door een in portaal uit 1936. Dit portaal is in bijpassende stijl uitgevoerd maar nodigt niet onmiddellijk uit om de kerk binnen te gaan; de deur zit namelijk aan de zijkant. Verder bevat de zuidgevel twee zeer grote rondboogvensters. De overige gevels zijn veel soberder behandeld. De noordgevel heeft drie grote rondboogramen, geen pilasters en geen
hoofdgestel. De kerk wordt gedekt door een schilddak.
Interieur
De wanden van het lichte en statige interieur onder een vlak blauw balkenplafond zijn een afspiegeling van de buitendispositie; ze zijn eveneens uitgevoerd volgens de regels van de Ionische orde, maar in de goedkope variant met stucwerk en met profiellijsten en kapitelen van hout. We zien overhoekse pilasters als weerspiegeling van de steunberen buiten. Opvallend is dat binnen de afstand tussen de gekoppelde pilasters aanmerkelijk groter is dan buiten. Rondom loopt een houten fries dat in imitatiemarmer is geschilderd. Verder is er een balkenplafond. De preekstoel, eenvoudig uitgevoerd in Louis Seize op z’n Gronings, staat tegen de oostwand. Daarvoor bevindt zich de dooptuin met twee notabelenbanken en een
doophek dat wordt afgesloten door twee, uitzonderlijk zwaar vormgegeven posten, bekroond met snijwerk. Verder is de kerk gevuld met eenvoudige banken.
Onder de orgelgalerij staat een herengestoelte, waarvan de voorkant in vormgeving is aangepast aan het doophek. Ook de orgelbalustrade herhaalt de vormen van het doophek. Het orgel werd hier in 1942 geplaatst achter een loos front. Het binnenwerk is veel ouder. Het omvat een manuaal met 8 registers.
Ten zuiden van de kerk staan twee grafmonumenten in dezelfde vorm als de posten van het doophek, terwijl aan de noordzijde zich een grafsteen bevindt met een afbeelding in perspectief van een dergelijke post.
Klokkenstoel
In plaats van een toren bouwde men een open houten klokkenstoel, een zeldzaam verschijnsel in onze provincie. De klok werd in 1949 gegoten door van Bergen in Heiligerlee. In 1975 werd de klokkenstoel gerenoveerd.
De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken
Bron en meer informatie: www.groningerkerken.nl